Main content

Peter Dierinck is psycholoog van opleiding en werkt in het Psychiatrisch Centrum Gent-Sleidinge. Hier werkt hij met mensen die kampen met een psychische kwetsbaarheid en die ook dakloos zijn. Ook is hij voorzitter van de Vlaamse Werkgroep Kwartiermaken. Dit is het zoeken en bieden van veilige plaatsen in de maatschappij voor mensen met een psychische kwetsbaarheid op zowel vlak van woonst, werk en vrije tijd.

Hij schreef het boek “Hoop verlenen”. Dit gaat over zijn pleidooi voor meer vermaatschappelijking, participatie en inclusie waar de begrippen “herstel” en “kwartiermaken” een centrale rol spelen.

1. Wanneer voelde jij je het laatst kwetsbaar?

Dat gebeurt heel regelmatig wel eens. Ik probeer heel goed te luisteren naar de verhalen van andere mensen. Deze verhalen brengen mij bij mij mijn eigen kwetsbaarheid en menselijkheid. Het is heel belangrijk dat we onze eigen kwetsbaarheid mee laten spelen in de dingen die we doen.

2. Als je een ding mocht veranderen in de GGZ wat zou dat zijn?

De houding van de hulpverlener in het algemeen zou mogen veranderen. We moeten een grotere betrokkenheid tonen zodat mensen er niet alleen voor komen te staan. Ons handelen dient niet te gebeuren van achter onze bureau, maar vanuit onszelf als mens. We moeten niet vertrekken vanuit deskundigheid, maar vanuit de ervaringen van degene die we begeleiden.

3. Welke patiënt is je bijgebleven?

Ik had een patiënt die zodanig erg aan het lijden was, dat die een euthanasievraag indiende. Door deze euthanasievraag kwam er terug contact met de familie en vervolgens is deze euthanasievraag weggevallen. Dat versterkt mij zo erg in het gevoel dat mensen voornamelijk op zoek zijn naar verbinding. Mensen kunnen dus zelfs tijdens het grootste lijden, via verbinding met anderen die voor hen iets betekenen, toch weer hoop krijgen.

4. Waar vind jij rust?

Ik ben veel bezig met kunst en cultuur. Ik lees, bekijk schilderijen. Ik schilder ook zelf.  Ik bezoek regelmatig een museum en luister naar muziek. Dit alles zorgt ervoor dat er een beetje afstand kan komen tegenover het lijden. Kunst staat niet gelijk aan schoonheid. Kunst heeft een innige band met troost. Op reis gaan is ook heel belangrijk voor mij. Ik hou van Italië.

5. Hoe gaat het met je eigen zelfbeeld?

Op dit moment is mijn zelfbeeld zeker oké. Dat verschilt al eens, maar dat is ook goed. Je mag niet te overtuigd zijn van jezelf en jezelf af en toe in vraag stellen is nodig. Dit zorgt ervoor dat je je evenwicht even kan kwijtraken, maar nadien weer kan terugvinden. Ik ben me er vooral van bewust dat ik zeer veel geluk heb gehad in het leven en dat is niet iedereen gegund.

6. Welke tips heb jij voor anderen in de GGZ?

Aan mensen die anderen begeleiden: Blijven hopen! Ga er niet van uit dat een slechte situatie altijd zo zal blijven. Je mag er nooit van uitgaan dat je iemand volledig kent. Je kan dus blijven hopen op verbetering. Ik heb het er heel moeilijk mee, en het maakt me zelfs boos, als hulpverleners iemand aan zijn lot overlaten nadat ze een begeleiding stil zetten omdat “het niet lukt” of omdat degene die begeleidt wordt “zijn best niet doet”. Neem ook zelf verantwoordelijkheid voor het feit dat het niet lukt. Dat is ook geen probleem, we hebben immers ook als hulpverlener onze grenzen en beperktheden. Misschien was je niet de geschikte hulpverlener op dat moment voor die persoon, maar blijf dan wel aanwezig om andere en betere hulp te zoeken voor degene die je begeleidt. Zorgcontinuïteit is heel belangrijk.

In mijn boek “Hoop verlenen” schrijf ik dat we meer hoopverleners zouden moeten zijn in plaats van hulpverleners. We moeten mee durven afdalen naar het diepste lijden maar zelf steeds hoop houden. Als degene die we begeleiden zelf geen hoop meer hebben dan draag je als hulpverlener zelf de fakkel van de hoop om hen bij te lichten op hun moeilijke pad.

  • Deel deze pagina: