Main content

Op donderdag 6 oktober 2022 organiseert het Centrum voor Contextuele Psychiatrie, een publieksavond speciaal voor mensen die ervaring hebben met psychose, familieleden en andere betrokkenen. De nieuwste ontwikkelingen op het gebied van psychologische behandelingen voor mensen met een psychotische kwetsbaarheid staan op het programma.

Katia De Lamper, ervaringsdeskundig wat betreft psychosegevoeligheid, PTSS en ADHD is laatstejaarsstudente klinische psychologie aan de UGent en volgde het Publiekssymposium. Momenteel werkt Katia aan een masterproef over psychose, ervaringsdeskundigheid en herstel. Ze brengt verslag uit.

Het aanvaarden, bewust worden van je eigen problematiek

Ik was voornamelijk geïnteresseerd in het ‘Acceptance’- onderdeel van ACT, omdat ik mijn eigen masterproef baseer op het ‘CHIME-DTAR‘ model, waarin de letter A in dit acroniem eveneens staat voor ‘Acceptance’. ACT en ACT-DL (uit de cognitieve gedragstherapie) zijn met name interventies die heel specifiek ingaan op deze component voor persoonlijk herstel. Daarnaast vind ik het aanvaarden, het bewust worden van je eigen problematiek één van de meest uitdagende factoren. Bijvoorbeeld indien je op een bepaald ogenblik meer hinder ondervindt van psychotische belevingen en geconfronteerd wordt met je psychotische kwetsbaarheid omdat de dosis medicatie (tijdelijk) verhoogd dient te worden.

Acceptance & Commitment Therapy in Daily Life (ACT-DL)

ACT-DL is een dagelijks-leven interventie bij vroege psychose, waar men onderzoek doet naar de ontwikkeling van psychische aandoeningen van o.a. psychose en kijkt naar de relatie met de context. Negatieve symptomen en het minder goed functioneren bij psychose, blijken twee klachtendomeinen te zijn die eigenlijk lastig te behandelen zijn tot nu toe met de bestaande behandelmethoden. Dus het zou heel goed zijn als we gaan kijken naar specifieke behandelingen die deze klachten kunnen verbeteren.
Er is onderzoek gedaan naar een groep mensen gedurende een vroege psychose. Dit is een zeer belangrijke groep mensen omdat in die vroege fase van psychose er vroege behandelingen kunnen worden toegepast, om proberen zo te voorkomen of in ieder geval het risico te beperken dat mensen zich verder ontwikkelen en de transitie maken naar wat men in de psychiatrie een psychotische aandoening noemt.
In deze studie werd nagegaan of er een verschil was tussen de standaardbehandeling van de instelling (TAU) en de ACT-DL behandeling, een zogenaamde blended care interventie, wat een combinatie is van face-to-face sessies en daaraan gekoppeld, een ecologische momentane interventie.
Men gaat op vier tijdstippen na hoe het gaat met deze mensen: voor en na de behandeling, alsook zes maanden en twaalf maanden later. De onderzoekers hebben door de Experience Sampling Methode (ESM) gekeken naar die stress gerelateerde klachten, de negatieve symptomen en het functioneren van de deelnemers.

Kunnen we ACT in Daily Life toepassen bij mensen met vroege psychose?

Het antwoord lijkt ‘Ja’ te zijn, hoewel er nog verbetering mogelijk is wat betreft de interactie met de applicatie zelf is het haalbaar om deze behandeling toe te passen bij mensen met vroege psychose. We zien ook dat ACT in Daily Life niet effectiever is bij het verminderen van die stress die samengaat met psychose-achtige ervaringen op de algemene schaal. Wanneer we echter inzoomen op het dagelijkse leven is er wel een verschil zichtbaar. Daarnaast is het ook effectiever dan de standaardbehandeling in het verbeteren van negatieve symptomen en functioneren, wat twee klachtengroepen zijn waar mensen vaak veel hinder van ondervinden en die traditioneel zeer moeilijk te behandelen zijn. Hoopvolle resultaten van deze behandeling.
Aangezien we merken dat ACT-DL bij mensen met vroege psychose succesvoller blijkt te zijn dan de behandeling die men gewoonlijk krijgt, zou het nuttig zijn om dit te bestuderen bij mensen die chronisch lijden aan psychotische klachten en/of mensen die regelmatig een psychotische episode doormaken in hun leven.

Draagt digitale technologie bij aan een gepersonaliseerde geestelijke gezondheidszorg? 

De vraag die men stelt bij een gepersonaliseerde behandeling is of deze ook voor elke specifieke persoon werkt. In de geneeskunde kan men zich grotendeels baseren op zogenaamde bio markers. Helaas zijn deze er helemaal niet binnen de psychiatrie. Hoe kunnen we een therapie dan wel personaliseren? M.a.w. hoe kunnen we de specifieke ervaringen, klachten, noden en patronen in hoe men met de dingen omgaat van één specifieke persoon beter in kaart brengen en de behandeling op basis daarvan aanpassen?
Dit gebeurt op basis van de Experience Sampling Methode (ESM), waarbij men in het dagelijks leven gaat kijken wat er precies speelt in het dagelijks leven van die persoon. Concreet wordt er gekeken naar hoe de stemming en de symptomen veranderen van moment tot moment in die verschillende contexten van het dagelijks leven, door middel van een app, die een aantal keer per dag vraagt aan mensen om enkele vragen te beantwoorden. Hoe voel je je op dit ogenblik? Waar ben je? Met wie ben je?, Wat ben je aan het doen?… Dit is een zeer interessant element om in de klinische praktijk te gebruiken aangezien de cliënt zelf een actieve en centrale rol krijgt in het behandeltraject.
Typisch voor alle mensen, men is vaak zeer slecht in het herkennen van eigen patronen, omwille van het feit dat men heel moeilijk afstand kan nemen van zichzelf. Door deze methode gaat men samen met de behandelaar proberen op zoek te gaan naar deze patronen.

Een brug naar de klinische praktijk

Deze methode (ESM) werd reeds veel in onderzoek gebruikt om dingen te leren, maar nu probeert men een brug te leggen naar de klinische praktijk. Wat heeft men hiervoor nodig? In eerste instantie een app waarin mensen over hun dagelijks leven rapporteren. Een tweede vereiste is een dashboard, waarop men die gegevens kan bekijken samen met de behandelaar. Building Bridges is een onderzoek dat focust op de klinische implementatie van een mentale gezondheids app.

A) Eerst en vooral door middel van focusgroepen met behandelaars te volgen, alsook mensen die zelf een psychose hebben meegemaakt. 
B) Vervolgens ging men over tot de testfase
1) Fase 1, waarin de behandelaar de patiënt uitlegt wat de bedoeling is en waarbij eveneens personalisatie van de vragen wordt besproken
2) Fase 2, waarbij de cliënt zichzelf gedurende zes opeenvolgende dagen in kaart brengt
3) Fase 3, waar de cliënt samen met de behandelaar gaat kijken naar de uitkomst

Na fase 2 werden cliënten en behandelaars bevraagd over het proces zelf en naar de ervaringen die men hierbij had. Hieruit blijkt dat de manier waarop we deze vragenlijsten kunnen personaliseren, veel makkelijker moet gemaakt worden en eenvoudig toepasbaar. Wat betreft de emoties, waren de reacties zeer uiteenlopend: de ene persoon vond dit zeer lastig, anderen vonden net dat dit zeer goed hielp, of dat dit ook heel confronterend was en nog anderen toonden een grote bereidheid om nog meer informatie te willen geven.
Ook na de feedbackfase kon men hun opinie geven. Over het algemeen was deze positief. Sommige cliënten vonden het enorm interessant om deze data te zien of men ervaarde het positief om hier samen met de behandelaar naar te kijken, hoewel dit soms nogal confronterend was.
Over het algemeen stelden de behandelaars dat dit hen tot nieuwe inzichten had gebracht en uit de data informatie hebben kunnen halen die zij voordien nog niet hadden. Ook hielp het om de problemen van de patiënten in kaart te brengen en hierover te reflecteren. Daarnaast kan het een hulpmiddel zijn om te begrijpen waar de focus dient te liggen tijdens de therapie of om een hypothese te bevestigen. Bij de cliënten leidde dit tot positieve veranderingen in het dagelijks leven. Door inzicht te krijgen in wat er in je dagelijks leven gebeurt, kan je ook een aantal dingen veranderen en aanpassen, wat misschien op termijn wel positieve effecten heeft. Het hielp ook om zich meer bewust te worden van hun gevoelens. Wat betreft de betrokkenheid van cliënten en behandelaars zag men een grotere betrokkenheid; de behandelaars zeiden dat het helpt om samen mee na te denken en erover in gesprek te gaan. Ook dat er meer een sfeer van samenwerking was in het algemeen en men meer vertrouwen kreeg in elkaar.
Deze resultaten zijn zeer hoopvol, maar men heeft wetenschappelijke evidentie nodig om te weten of dit ook werkelijk bijdraagt.

Hoe kunnen we hier optimaal gebruik van maken in de klinische praktijk?

Om dat te onderzoeken, is men gestart met de IMMERSE studie. Dit is een zeer groot project in samenwerking tussen vier landen: België, Duitsland, Schotland en Slovakije. Daarbij gaat men kijken of dit hele idee, wat in een proefversie werd uitgetest, effectief ook werkt in de klinische praktijk. Er zal worden onderzocht of dit zorgt voor meer empowerment en of dit daadwerkelijk helpt om de behandeling aan te passen aan het individu; het personaliseren.

Men gaat dus kijken of het de therapie kan verbeteren alsook om ervoor te zorgen dat patiënten en behandelaars samen werken richting herstel. Men zal onderzoeken of men hiervoor wetenschappelijk bewijs kan vinden, maar ook hoe dit precies werkt en geïmpliceerd kan worden in de klinische praktijk. Daarnaast wordt ook nagegaan over hoe de hedendaagse technologie een bijdrage zou kunnen leveren aan en gebruikt kan worden in de klinische praktijk. Indien de resultaten van deze IMMERSE studie positief zijn, kan deze therapie ook op lange termijn geïmplementeerd worden in alle zorginstellingen van het land.


Lees/beluister ook:

Digitale zelfmonitoring van je mentale gezondheid

App als hulpmiddel bij psychose 

Je smartphone als sleutel in je herstel

Digitale tools: naar een plaats binnen de klinische parktijk

 

  • Deel deze pagina:

Reacties:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *